Dus?
Bij een illustratie is het werk ondergeschikt aan een van tevoren bedacht verhaal, dat eigenlijk belangrijker is. De afbeelding komt na het verhaal.
Bij decoratieve en functionele vormgeving is de betekenis gelijk aan wat je ziet. Een paard, een huis, een stoel of een versierende toevoeging aan een omgeving.
In kunst gaat het nu juist om wat je niet ziet, maar wat in jouw voorstellingsvermogen ontstaat. Een nieuwe ervaring, een verrassend beeld, een ongekend gevoel of emotie. Deze betekenis ontstaat op het moment dat je kijkt, niet alleen op het moment dat het werk gemaakt werd.
Wat het kunstwerk voorstelt zit eigenlijk vooral in jouw verbeelding, niet alleen in het beeld.
In de kunstbeleving wordt de kijker dus ook een toeschouwer van zichzelf. Het kunstwerk confronteert hem met z’n eigen belevingswereld.
Hierin ligt de taak van de kunstenaar: het aanreiken van iets dat het voorstellingsvermogen van de kijker spiegelt. Het is aan de kijker of hij de confrontatie met deze spiegel aangaat.
Het gaat er in kunst om dit proces van verruimende inzichten opgang te brengen. Niet of je ‘het eens bent met de kunstenaar of niet’, of dat je z’n maatschappijkritische standpunt deelt, maar om de ontwikkeling van inlevingsvermogen, ruimdenkendheid en grensverleggend kijken. Kunst voorkomt zo starheid in ons waarnemen. Starheid leidt tot slechte communicatie met de ander, die van ons verschilt qua opvattingen en overtuigingen.
In zekere zin straft kunst daarmee onze vooringenomenheid af. Minder vooringenomenheid in ons gedrag vergroot onze empathie en tolerantie.